Mystiek Egypte
De geheimen van de piramides van Gizeh
De vroege Egyptische cultuur met zijn piramides, obelisken en vreemde goden heeft de mens altijd gefascineerd. Er gaat iets mysterieus uit van een cultuur die duizenden jaren geleden al een bouwwerk, de grote piramide van Gizeh, liet verrijzen dat 145 meter hoog is en is opgebouwd uit een aantal stenen dat 700.000 keer 10 ton weegt, ofwel 7 miljoen ton (1 ton=1000 kg). Een cultuur die standbeelden bouwden waarvan het gewicht en de grote onmogelijk door mensen vervoerd konden worden, standbeelden die zelfs in onze huidige technologie met de zwaarste hijskraan niet te tillen zijn. Technische hoogstandjes die in alle culturen nog steeds op zich laten wachten. Om deze cultuur goed te kunnen begrijpen bleek minimaal begrip van de taal noodzakelijk. Doordat de zogenaamde "steen van Rosetta" in 1799 gevonden werd, was veel vertaalwerk niet langer meer gissen, maar weten. Op deze steen was een stuk tekst in drie 'talen' te vinden, onder andere in het hiëroglyfenschrift, Hebreeuws en in het Grieks. Er bestaat echter een groot probleem: de Egyptenaren hadden geen wetenschappelijke en verklarende teksten nagelaten. Daarenboven zijn de sporadische gevonden wetenschappelijke teksten op een 'vreemde', niet westerse manier wetenschappelijk.
Het ontbreken van verklarende teksten betekende voor de eerste wetenschappelijke onderzoekers van de Egyptische cultuur in ieder geval twee dingen.
Ten eerste: dat de Egyptische cultuur niet op een hoog peil kon staan, want anders hadden ze zeker verklarende en wetenschappelijke teksten gehad (dat dit op zijn minst weinig waarschijnlijk is, blijkt uit het feit dat er ook geen teksten over architectuur zijn gevonden, hoe zou dat ook moeten want de piramides zijn gebouwd in een tijd toen er nog geen gebruik werd gemaakt van het hiërogliefen schrift). Men kan toch moeilijk stellen dat Egyptenaren op het gebied van architectuur niet op een hoog peil stonden. Blijkbaar is de rol van teksten voor Egyptenaren van latere datum.
Ten tweede: dat de architectuur het belangrijkste onderzoeksterrein moest zijn. Want vooral binnen de architectuur was de hoogstaande techniek van de Egyptenaren duidelijk.
Egyptologie?
De vooral in de 18e en 19e eeuw uitgevoerde onderzoek naar de architectuur leverde in ieder geval op dat er veel 'onbegrijpelijks' te vinden was in de Egyptische cultuur. De gemiddelde onderzoeker stak de kop in het (woestijn)zand en beweerde dat de Egyptische cultuur een primitieve materialistische cultuur was vol bijgeloof en slavenarbeid. Een cultuur die enorme graftombes lieten bouwen? Dit ondanks het feit dat er geen enkele aanwijzing (mummies) in de drie grote piramides zijn gevonden.
Deze piramides worden toch (door Egyptologen) als reusachtige graftombes gezien, terwijl alleen in een klein aantal kleinere, minder precieze en veel jongere piramides, mummies en sarcofagen zijn aangetroffen. (Dat alleen, oudere piramides zouden zijn leeggeroofd door grafrovers en de jongere piramides niet, lijkt niet een verklaring te zijn van het feit dat alleen jongere piramides als graftombes in gebruik bleken te zijn) Waarom zouden grafrovers alleen maar oude piramides willen uitroven?
Als we de Egyptische architectuur vergelijken met bijvoorbeeld de Griekse is de Egyptische veel 'rijker' en vooral 'symbolischer'. Interessant hierbij is natuurlijk dat vooral de Grieken van de 7e en 8e eeuw voor Christus de Egyptische cultuur (die toen al totaal verarmd was) als het voorbeeld en het symbool van wijsheid en wiskunde zag. Het is dan ook te simpel, om de Grieken als grondleggers van onze beschaving te zien, eerder komt de stichters (Atlantiërs) van de oude Egyptische cultuur deze eer toe.
Het probleem in deze benadering is al sinds het ontstaan van de egyptologie tweevoudig. Veel aspecten van de Egyptische cultuur kunnen met de Egyptologische modellen niet verklaard worden (en worden dus ook vaak doodgezwegen) en aan de andere kant zijn pogingen om met behulp van deze modellen bv. piramides te bouwen tot nu toe jammerlijk mislukt als de piramides hoger dan tien meter werden. Wetenschappelijk wordt dit omschreven als: "sommige deelproblemen ten aanzien van de Egyptische cultuur zijn nog niet opgelost".
Eerder kan men stellen dat wij de bouw en technologische kennis van de grondleggers van de Egyptische cultuur, niet aan onze huidige kennis kunnen meten. Er is sprake van het volledig ontbreken van een afdoend model. De 20e eeuwse egyptologie is dus eigenlijk een gatenkaas. Hoe zit het met een meer esoterische benadering?
Esoterische beschouwingen over de piramides
Een andere benadering, de piramidelogie, is gebaseerd op het idee dat de grote piramides (verborgen) ofwel esoterische informatie bevatten. Dit geldt dan vooral voor de grote piramide van Gizeh. Het is mogelijk uit de afmetingen, de afbeeldingen binnen en de hoeken ten opzichte van de windrichtingen een schat aan astronomische, geografische en andere informatie af te leiden.
Men onderzocht veel toen bekende gegevens en vond opvallende correlaties tussen de maten en verhoudingen van de piramide enerzijds en de maten en verhoudingen van de aarde anderzijds. De religieuze (dogmatische) opvattingen maakten het onmogelijk dit soort wijsheid en kennis toe te schrijven aan de Egyptenaren zelf, dus iets of iemand anders moest ingegrepen hebben en dat kon enkel God de Here zelf zijn geweest. De piramidelogie, de esoterische wetenschap die de piramides als dragers van esoterische kennis zagen was geboren.
Deze ideeën werden door anderen verder uitgewerkt en op een gegeven ogenblik waren er zelfs piramidelogen die beweerden dat de gehele geschiedenis van de mens tot en met de tweede komst van Jezus Christus (Maitreya) uit de gegevens van de Grote piramide af te leiden is.
Het Orion Mysterie en de schachten van de Piramide van Cheops
In maart 1993 werd de Duitse technoloog, Rudolf Gantenbrink, op verzoek van de egyptologen die de piramiden beheren, ingezet om het vochtprobleem in de Grote Piramide te onderzoeken. Daarvoor moest hij diep in de piramide zijn. Hij liet een robotje, Upuaut 2 (Oudegyptisch voor opener der wegen) met camera in de ongeveer 20 cm2 grote zuid schacht van de Koninginnekamer omhoog rijden. Aanvankelijk was er niets bijzonders te zien, maar na ongeveer 70 meter werden de wanden, die aanvankelijk grof uitgehakt leken, tot zijn grote verbazing mooi wit gepolijst.
En helemaal tot zijn verbazing stuitte hij vervolgens op een wit gepolijst deurtje met koperen handvaten dat van bovenaf in een richel leek neergelaten. Toen hij achteraf naging hoever de robot de schacht in was gegaan, bleek hij ruim voorbij de hoogte van de Koningskamer te zijn gekomen. Dit, in combinatie met de gepolijste wanden en het geheimzinnige deurtje, haalde de voorpagina's van alle grote kranten in de hele wereld.
Het bewijs was geleverd: de Koninginnekamer was niet zomaar gebouwd, evenals de schachten, of beter, de schachten waren niet voor ventilatie doeleinden bedoeld, zoals de Egyptologen hadden geopperd. Ook waren de schachten niet achteraf aangebracht, zoals voorheen was aangenomen, maar ingenieus meegebouwd met de piramide, wat een hoogstaande bouwkundige en meetkundige bekwaamheid van de bouwers en architecten verraadde.
Daarnaast heeft hij in de noord schacht van de Koninginnekamer een stuk hout gevonden, dat hij gemakkelijk uit deze schacht zou hebben kunnen halen en waar aan de hand van een C-14 onderzoek de leeftijd van zou kunnen worden vastgesteld. En wie weet: de leeftijd van de piramide zelf! Helaas mocht hij niet nogmaals deze schacht ingaan, bleef het stuk hout zitten waar het nu nog steeds zit en werd Rudolf Gantenbrink spoedig daarna van zijn taken ontheven. De schachten van de Piramide van Cheops, die ook al volgens Bauval en Gilbert niet slechts ventilatieschachten waren, maar zogenaamde sterrenschachten. Ze stonden op bepaalde tijdstippen precies, op voor de oude Egyptenaren, belangrijke sterren gericht en hadden een duidelijk omschreven (rituele) functie. Dat Bauval zich inderdaad niet goed realiseerde hoe ingewikkeld dit wereldje was, bleek wel uit het feit dan zijn theorieën nauwelijks pasten in het door de egyptologen gecreëerde kader. Volgens dat kader waren de piramiden van Gizeh slechts graven van de farao's, ook al was er nog nooit één lichaam in de sarcofagen van de grote drie piramides gevonden en waren er alleen op andere plekken gemummificeerde lichamen van vooraanstaande farao's gevonden zoals in de "Vallei der Koningen". De zogenaamde Koninginnekamer, de middelste kamer van de drie tot nu toe gevonden kamers in de Piramide van Cheops, werd door de Egyptologen bestempeld als een architectonische blunder. En de ondergrondse kamer was niet meer dan de 'oorspronkelijke grafkamer', dus ook al een ruimte zonder functie.
Bovendien zouden de oude Egyptenaren in tegenstelling met wat Bauval en Hancock beweerden, met wat zij wisten van astronomie, geografie en wiskunde dit nooit bewerkstelligd kunnen hebben (negerend dat de Grote Piramide op zich al het bewijs was voor vergevorderde astronomische, geografische en wiskundige kennis). Bauval liet zich echter niet uit het veld slaan. Overtuigd als hij was over de waarheid van zijn theorieën besloot hij begin jaren '90 samen met Adrian Gilbert het "Orion Mysterie" te schrijven. Hij wilde niet dat zijn theorieën in de vergetelheid zouden geraken en stelde zich ten doel een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Maar Bauval en Gilbert mochten schrijven en beweren wat ze wilden, de egyptologen wilden er ondanks de bevindingen nog steeds niet veel van weten. In de boekwinkels kwam: "Het Orion mysterie" terecht op de plank; esoterie, waar het vol staat met boeken vol theorieën als die van "Het Orion mysterie" van Bauval en Gilbert. Bauvals en Gilberts theorieën leken definitief naar het land der fabelen verwezen.
Op een avond vertelt Bauval hoe hij bij een heldere nacht niet in slaap kon komen. Hij kampeerde in Saoedi-Arabië in een woestijn samen met een vriend, een fanatiek amateur zeiler. Hij kroop uit zijn tent en keek vanaf een duin op naar de heldere Egyptische hemel. Geen wolkje verstoorde het beeld van duizenden fonkelende sterren, die de Grieken zich voorstelden als gaatjes in een zwart decor waarachter de bron des levens zou branden. Bauval maakte de zeiler, die vanwege zijn hobby goed bekend was met de sterrenhemel, wakker om hem mee te laten genieten van de heldere hemel boven hen."Kijk; zei de man wetende dat het Bauval interesseerde, daar heb je de zeven sterren van het sterrenbeeld Orion. Het is net een staande man. Je kunt hem herkennen aan de drie sterren in zijn gordel, die op het eerste gezicht netjes op een rechte lijn lijken te liggen, maar waarvan de derde, de minst heldere, als je goed kijkt, toch duidelijk een kleine knik naar het oosten maakt".
Onmiddellijk begreep Bauval waarnaar hij keek. Als een lichtflits verhelderden de woorden van de schipper zijn geest. Gedachten schoten als kometen door hem heen. Flarden piramideteksten gingen aan zijn geestesoog voorbij. Tegelijk herinnerde hij zich de hiërogliefen die het scheppingsverhaal van Egypte vertellen, het verhaal van de wederopstanding van de god Osiris:
"In den beginne zag Atum-Re, de grote zonnegod, op de nieuwe wereld neer. Hij droeg één van zijn kleinzoons, Osiris op, om tussen de mensen te leven en ze goedheid en beschaving te leren. Osiris, mens en god tegelijk, trok door Egypte met zijn echtgenote Isis en maakte het land tot een heerlijk oord. Maar Seth, de broer van Osiris, werd jaloers en vermoorde hem. Hij hakte het lichaam van Osiris in 14 stukken en verspreidde ze over heel Egypte. Isis, overweldigd, door smart zwierf door het land om Osiris terug te vinden. Eindelijk vond ze al de stukken, bond ze samen met stroken stof en bracht Osiris nog even tot leven, zodat ze zich op zijn fallus kon plaatsen en zijn zaad kon opvangen. Osiris trok op ten hemel en Isis verborg zich tussen het riet van de Nijl. Ze baarde een zoon: Horus, die later de dood van zijn vader zou wreken. Isis had nu haar opdracht op aarde vervuld en voegde zich bij Osiris tussen de sterren".
Precessie
Achtereenvolgens representeren de sterren; Zeta Orionis, Epsilon en Delta de piramides van Cheops, Chefren en Mykerinos. Tot zijn grote verbazing constateerde hij ook dat twee van de overige vier sterren van Orion overeen kwamen de met derde dynastie, en wel de piramide te Aboe Roash van de zoon van Cheops en de piramide te Zawjet Al Arjan, waarvan niemand ooit begrepen had dat ze zover van Gizeh waren gebouwd. Bauval zei: "De bouwers van de piramides hebben getracht Orion op aarde na te bouwen!". Toen hij echter de Nijl, waarvan hij zeker wist dat de Egyptenaren deze rivier zagen als de aardse Melkweg, in dit plaatje wilde verwerken, constateerde hij dat de positie van Orion op aarde ten opzichte van de Nijl niet overeenkwam met Orion in de hemel ten opzichte van de Melkweg.
Het was op zijn kaart goed zichtbaar hoe de sterrengroep en de Melkweg onjuist en scheef stonden ten opzichte van het grondplan van de drie piramiden en de Nijl. De beeltenissen in de hemel en op de grond waren onmiskenbaar hetzelfde, maar de afbeelding in de hemel moest op een of andere manier tegen de klok ingedraaid worden om een perfecte overeenkomst te bereiken. Dit kon alleen bereikt worden, door terug te gaan in de tijd, door te kijken naar de hemel boven Gizeh in een veel vroeger tijdperk.
Hij stelde zijn computer in en ging op zoek in het verleden. Eerst voorzichtig door in stappen van honderd jaar terug te gaan in de tijd maar al snel, toen hij zag dat Orion daardoor niet snel genoeg draaide, begon hij stappen van 500 en 1.000 jaar te nemen, om vervolgens te eindigen in het jaar 10.400 v.C. In dat jaar kwam het firmament perfect met de aarde overeen. Het patroon van de Melkweg kwam nu precies overeen met de loop van de Nijl en Orion was tot de rand van de horizon gezakt. Hij had zijn laagste positie bereikt die hij ooit zou bereiken. Vanaf dat punt zou hij, of men nu terug of vooruit in de tijd gaat, weer gaan stijgen. De 'plattegrond' van de drie sterren van de gordel van Orion paste precies op de plattegrond van de drie piramiden van Gizeh.
De Grote Sfinx van Gizeh is het grootste stenen standbeeld ter wereld en al eeuwenlang een bron van mythen, fabels en legendes.
Sinds de eerste Egyptenaren haar opgroeven van onder het woestijnzand, was de Sfinx gesluierd in geheimzinnigheid. Farao Thoetmozes IV (1401 – 1391 v.C.) bevestigde dit door te zeggen dat de Sfinx "vanaf het begin van alle tijden" stond. Wat wist Thoetmozes meer dan wij nu weten? Ook omdat hij in een granieten stele tussen de poten van de Sfinx, onder andere liet graveren dat er een magische kracht was die op deze plaats.
De huidige consensus is dat de Sfinx rond 2.500 v.C. door farao Khafre is gebouwd. Geologisch bewijsmateriaal uit 1991 toonde echter aan dat de Sfinx veel eerder was gebouwd, ver voordat de Egyptische geschiedschrijving begon. Het bracht een schok van ongeloof teweeg in de wereld van de egyptologie. Hoewel ook de 19de-eeuwse egyptologen gewoonlijk stelden dat de Sfinx veel ouder was dan aangenomen, werd de toeschrijving aan Khafre in de 20ste eeuw door vrijwel iedereen aanvaard.
Eén man met doorzettingsvermogen, de Amerikaanse schrijver en autodidactische egyptoloog Dr. John Anthony West, had er 15 jaar voor nodig om de heersende ideeën te veranderen. De reden waardoor de gevestigde Egyptologen geloofden dat de Sfinx door Khafre was gebouwd, was dat het gezicht overeenkomsten zouden vertonen met het standbeeld van de Farao in het Museum van Cairo. West liet aspecten zien in de zichtbare link tussen de Sfinx en Khafre die niet klopten.
Omdat het bewijsmateriaal voor de egyptologen niet afdoende bewees dat de Sfinx ouder was dan voorheen werd gedacht, ging West zoals ook eerder Bauval en Gilbert (na de afwijzing van hun theorieën) op zoek naar meer aanwijzingen. Hij stelde dat de erosie van de Sfinx niet was ontstaan door de woestijnwind en woestijnzand, maar door water. Echter de laatste keer dat Egypte een langdurige periode van hevige regens had gekend, was na de laatste ijstijd die 12.000 jaar v.C. was begonnen, vlak voor de tijd die Bauval en Gilbert met behulp van precessie gedefinieerd hadden als het begin van het Grote Jaar (10.400 jaar v.C.).
West kon alleen zijn watererosie theorie bewijzen aan de traditionele Egyptologen door de medewerking van een gerespecteerd academische geoloog, die bevestigde dat het steen inderdaad door water was uitgesleten. Na een lange zoektocht vond hij eindelijk een deskundige die wilde luisteren: Dr. Robert Schoch van de universiteit van Boston. Schoch's onderzoek bevestigde dat het lichaam van de Sfinx en de muren van de greppel waarin het zich bevindt, klassieke tekens van wateruitslijting vertonen. Hij ontdekte ook dat het nabij gelegen tempelcomplex niet uit dezelfde steen was gehouwen en geen tekens van watererosie vertoonden.
Er was een vreemde afwijking. De Sfinx met de muren eromheen waren zo ernstig afgesleten dat ze groeven van een meter diep in het gesteente vertoonden. Ter vergelijking waren de identieke lagen van de rots daar dicht in de buurt nauwelijks door het weer uitgesleten. Dat gaf aan dat de Sfinx in fasen was uitgehouwen waarbij het vroegste houwwerk aan watererosie blootgesteld was geweest, en het latere aan winderosie. Om deze theorie nog meer kracht bij te zetten, wilde West weten wanneer het gesteente rondom de Sfinx was uitgehouwen. Zou hij zo erachter komen wanneer de Sfinx was gebouwd? Toen haalde hij Dr. Thomas Dobecki erbij, een seismografisch specialist van een adviesbureau uit Houston.
Door de watererosie te analyseren op de grond rondom de Sfinx, kon Dobecki een schatting maken wanneer het steen was uitgehouwen. Hoe langer de watererosie duurt, zoveel meer slijt het gesteente. Daarmee zouden Dobecki's experimenten aantonen hoe ver de erosie de steen had aangetast, en van daaruit kon hij de leeftijd van de Sfinx schatten.
Dobecki's seismografische experimenten en Schoch's observaties bewezen dat het lichaam van de Sfinx inderdaad in verscheidene fases was uitgehouwen, en dat de zwaar uitgesleten voorkant van het monument, en de achterkant duizenden jaren verschillen. Hieruit mag worden aangenomen dat het hoofd later is uitgehouwen. Schoch's conclusie was dat Khafre de Sfinx in een gedeeltelijk afgebouwde staat ontdekte. Khafre repareerde de Sfinx en de tempels daaromheen door granieten platen over de kalksteen te plaatsen. Volgens Schoch moest de Sfinx vanwege zijn ouderdom vele reparaties hebben ondergaan gedurende enkele duizenden jaren. En dat het hoofd van de Sfinx relatief veel kleiner is dan het lichaam van de liggende leeuw.
Naar mening van Dr. West is de Sfinx minstens 12.000 jaar oud. Bauval en Gilbert durven de Sfinx zelfs preciezer te dateren. In "Het geheim van de Sfinx" noemen ze opnieuw het jaartal 10.400 v.C. Zij beweren dat niet alleen de piramiden van Gizeh aan de hand van de sterren naar deze periode verwijzen, maar ook de Sfinx in dit geheel een belangrijke rol speelt. Zij beweren dat zoals de piramiden het sterrenbeeld Orion op aarde representeren, ook de Sfinx een tegenhanger aan de hemel heeft, en wel het sterrenbeeld Leeuw. Geen onaannemelijke gedachte, gezien de al geconstateerde specifieke relatie van de Piramiden met het sterrenbeeld Orion en de vele verwijzingen in de mythologische verhalen van de Egyptenaren naar de sterrenhemel boven Egypte. Helemaal aannemelijk wordt het als men de afbeelding van de hemel boven Gizeh tijdens het lentepunt in 10.400 voor Chr. nogmaals vergelijkt met de piramiden van Gizeh en de Sfinx nu ook in deze afbeelding plaatst. Het sterrenbeeld wat op dat moment net verschijnt boven de oostelijke horizon (de plek waar de Sfinx sinds hij uit het woestijnzand is opgegraven en zich wezenloos op staart) is het sterrenbeeld Leeuw. Het sterrenbeeld Leeuw is één van de twaalf sterrenbeelden van de zodiak gelegen op het pad van de ecliptica. Gezien vanaf de aarde reist de zon via dit pad door alle twaalf sterrenbeelden, tegenwoordig beginnend op 21 maart, het lentepunt, in het sterrenbeeld Vissen.
Dobecki's experimenten onthulden ook een ander geheim: een aantal nog niet onderzochte tunnels en een grote rechthoekige kamer vijf meter onder de voorpoten van de Sfinx. Was dit misschien de kamer die op 29 oktober 1935 door Edgar Cayce, de beroemde Amerikaanse "Slapende Profeet" was voorspeld? Edgar Cayce stelde dat verkenners en hogepriesters van het rijk Atlantis in 15.000 v.C. naar Egypte waren gekomen en daar de Sfinx en de Grote Piramide na hun komst hadden gebouwd. Misschien wel nog belangwekkender was dat Edgar Cayce voorspelde dat voor het einde van de 20ste eeuw "een ruimte met gegevens zou worden gevonden waar de schaduwlijnen of het licht tussen de poten van de Sfinx valt". Binnenin de kamer is volgens Cayce een bibliotheek van wijsheden uit de verloren beschaving van Atlantis verborgen. Maar waarschijnlijk zal ook dit, net als achter de tweede geheime deur in de schacht van de Koninginnekamer, ook de ruimte die recent gevonden en geopend is onder de voorpoten van de Sfinx, leeg zijn, leeg en onbeschreven.
De taal van de piramiden en de Sfinx is niet de taal van het woord of van de kunstschatten die andere Farao's hun graven mee innamen. De taal van deze oermonumenten, opgericht ter herinnering aan "het begin der tijden", is de taal waar tegenwoordig ook onze wetenschap zich in uitdrukt. Het is de taal van de abstractie, de wiskunde, het symbool, met als doel het vastleggen en overdragen van kennis over wiskunde, geologie en, zoals in dit artikel voornamelijk naar voren is gekomen, astronomie. Was dit wat Edgar Cayce bedoelde met "een ruimte met gegevens?" Moeten we de Piramide van Cheops beschouwen als die plek en is zijn geheim nu eindelijk onthuld? Een ding is in elk geval nog niet duidelijk en wordt hoe meer we ontdekken alsmaar onduidelijker: hoe waren de oude Egyptenaren, die, zoals wij dat tegenwoordig omschrijven, in het steentijdperk leefden, tot het bouwen van hun monumenten in staat, en hoe konden ze deze zo in harmonie laten zijn met het uitspansel boven hen?
Hoewel de Egyptologen het antwoord schuldig moeten blijven, wordt het naar mate de puzzelstukjes meer en meer op hun plaats beginnen te vallen, duidelijk dat ze hier wel degelijk toe in staat waren. Zijn de monumenten zelf hier immers niet het levende bewijs van? We zullen moeten concluderen dat we veel aan ze verschuldigd zijn. Niet alleen vormden ze de bakermat voor de godsdiensten die na het verval van Egypte tot bloei kwamen, ongetwijfeld ontwikkelden ze ook wetenschappen waar wij nu nog steeds gebruik van maken, waaronder astronomie en haar minder serieus genomen zus astrologie. In bijna geheel onveranderlijke vorm werd het via hen, door de Grieken en de middeleeuwers aan ons doorgegeven.